Het perspectief op ongelijkheid verandert. Ongelijkheid gaat niet meer alleen over inkomens- en vermogensverschillen in de samenleving. Ongelijkheid uit zich op verschillende terreinen tegelijk en kan zich in de levens van mensen opstapelen. Op de arbeidsmarkt zijn steeds scherpere verschillen tussen mensen met en zonder vast contract en tussen praktisch en theoretisch opgeleiden. Op de woning markt zijn de verschillen tussen huurders en kopers, starters en huizenbezitters steeds groter. In het onderwijs speelt meer kansenongelijkheid tussen bijvoorbeeld arme en rijke kinderen. Deze aspecten staan niet los van elkaar, maar zijn met elkaar verweven en werpen nieuw licht op kansenongelijkheid. Ook hoe mensen worden gezien en gewaardeerd, speelt hierbij mee. Juist door de diepe verwevenheid van veel factoren, verdwijnt de ongelijkheid niet vanzelf en schieten (eenvoudige) oplossingen al snel tekort.
Groeiende ongelijkheden
Over inkomensongelijkheid in Nederland bestond lange tijd het idee dat die wel meevalt, aldus econoom Egbert Jongen. “Maar er zijn grote verschillen, zeker als je naar bepaalde subgroepen kijkt. In de afgelopen decennia zijn vrouwen meer gaan werken en verdienen, maar als vrouwen een kind krijgen, daalt hun inkomen nog steeds fors. Ook zijn er meer mensen naar Nederland gekomen en gemiddeld hebben zij een laag inkomen. Die verschillen blijven voor een groot deel bestaan voor hun kinderen, vooral als hun ouders van buiten Europa komen.”
Nederland staat er in vergelijking met andere EU-landen goed voor op het gebied van inkomen, gezondheid en levenskwaliteit, stelt het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau). Toch is er ongelijkheid tussen de sociaaleconomische groepen. Oorzaken liggen deels in het verschil in financiële middelen, sociale contacten en gezondheid van mensen, maar ook in werkomstandigheden en woonomgeving. Verschillende van deze oorzaken tezamen versterken elkaar en vergroten de ongelijkheid tussen groepen structureel. Wie bijvoorbeeld werk heeft of een opleiding volgt, doet ook sociale contacten en vaardigheden op. Mensen met een hoog inkomen en hoog opleidingsniveau leven langer in goede gezondheid dan mensen met een laag inkomen en niveau. Verschillen in gezondheid hebben ingewikkelde oorzaken en gevolgen. Duidelijk is dat bestaansonzekerheid een negatief effect heeft op de mentale en fysieke gezondheid van mensen.
Klassenongelijkheid
Het SCP laat in 2023 zien dat ongelijkheid steeds meer een combinatie is van economische, sociale, culturele en persoonlijke factoren: hulpbronnen die ongelijk verdeeld zijn en bepalend zijn voor iemands levensloop.
In 2025 introduceert het SCP ‘klassenongelijkheid’, een term die verwijst naar ongelijke verdeling van geld, sociaal netwerk, culturele bagage en gezondheid. Niet de woonplaats, maar deze hulpbronnen blijken bepalend voor de maatschappelijke kansen van mensen. Zo beschikt één op de zes Nederlanders over te weinig van deze hulpbronnen, terwijl bijna een vijfde juist over veel beschikt, en daarmee in een sterkere positie verkeert. Onderzoeker Cok Vrooman hierover: “Nederland is een klein, dichtbevolkt land met een goede infrastructuur, sterke sociale netwerken en een hoogontwikkelde verzorgingsstaat.” Regionale verschillen worden daardoor gedempt. Sociale klasse blijkt een veel betere voorspeller van kansen dan geografie.
Beeld: DPC
Toenemende scheidslijnen
De leefwerelden van arm en rijk zijn in tien jaar tijd eenzijdiger geworden. Ontwikkelingen in de woningmarkt hebben bijgedragen aan eenzijdiger samengestelde wijken. En zo komen rijke mensen in Nederland steeds minder in aanraking met mensen met een gemiddelde of lage welvaart. Ook de armsten ontmoeten steeds vaker vooral elkaar, in de wijk, bij familie of op het werk. Eenzijdige leefwerelden gaan gepaard met ongelijke kansen en staan sociale samenhang en begrip tussen mensen in de weg.
Zolang mensen mislukking zien als eigen schuld, ondermijnt dit de waardigheid en vergroot dit de kloof tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’
Betere sociale omstandigheden zorgen doorgaans voor positievere ervaringen in het leven en een meer optimistische blik op de samenleving, aldus het SCP. Kapitaalkrachtige groepen (zoals de jongere kansrijken en de werkende bovenlaag) zijn bijvoorbeeld optimistischer en ervaren meer vertrouwen en verbondenheid. Onzekere werkenden (zonder vaste aanstelling) en de meest kwetsbare klasse in Nederland (het precariaat) voelen zich vaker achtergesteld, minder tevreden en minder in controle over hun leven.
Structurele ongelijkheid
Ongelijkheid manifesteert zich zelden op één vlak. In haar boek ‘Komt een land bij de dokter’ laat huisarts Michelle van Tongerloo zien hoe problemen voor sommige mensen zich opstapelen: zonder papieren, geld, rust of netwerk kunnen mensen niet herstellen. “In systemen die ingericht zijn op de gemiddelde burger, vallen mensen met een lage sociaaleconomische positie makkelijker tussen wal en schip. Zo ontstaat structurele ongelijkheid die zelden als collectief probleem wordt erkend – en dus ook zelden collectief wordt aangepakt.”
Het gaat bij ongelijkheid ook over de vraag hoe groepen elkaar zien. Mensen uit lagere sociale klassen voelen zich vaak niet gezien, aldus econoom Thomas Piketty en filosoof Michael Sandel. Dat leidt tot wrok als zij het gevoel hebben dat bevoorrechte groepen op hen neerkijken en hun werk niet waarderen. Beide groepen benadrukken het belang van erkenning en waardering. Sandel spreekt over een samenleving waarin het idee heerst dat succes verdiend wordt via opleiding en hard werken. Wie niet meekomt, voelt zich al snel mislukt. Zolang mensen mislukking zien als eigen schuld, ondermijnt dit de waardigheid en vergroot dit de kloof tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’.
In de psychologie wordt de thick skin bias beschreven: de aanname dat vervelende gebeurtenissen minder impact hebben op arme mensen. Deze misvatting leidt ertoe dat hun problemen – zoals huiselijk geweld of seksuele intimidatie – minder serieus worden genomen. Langdurige tegenspoed maakt mensen niet weerbaarder, het put hen juist uit. Vooral als zij geen middelen hebben om hun situatie te verbeteren. Ongelijkheid is hardnekkig en verdwijnt niet vanzelf, stelt het SCP. Beleid gericht op mensen met een achterstand helpt vaak ook mensen met minder achterstand, het zogenaamde Mattheus-effect. Per saldo vermindert dit de ongelijkheid niet. Het bestrijden van ongelijkheid vraagt om een langetermijnaanpak op nationaal niveau, gericht op basisvoorzieningen voor iedereen en aanvullende steun voor wie dat niet genoeg is.
Implicaties voor overheidscommunicatie
Communicatie kan, zowel bedoeld als onbedoeld, sociale verhoudingen beïnvloeden. Beeldvorming doet er echt toe in overheidscommunicatie. Communicatie raakt aan hoe mensen zichzelf en anderen zien. Voorkom daarom stereotypering en wees zorgvuldig in taalgebruik en vermijd termen die als neerbuigend of afstandelijk kunnen overkomen.
Stapeling van ongelijkheid maakt mensen kwetsbaar. Organiseer naast reguliere communicatie betere ‘vangnetcommunicatie’: benader mensen proactief. Versterk de samenwerking tussen organisaties om in te kunnen spelen op mensen die kampen met een stapeling van kwetsbaarheden. Bied mensen handelingsperspectieven en help hen echt verder. Geef de mogelijkheid tot persoonlijk contact (bijvoorbeeld aan huis, in de wijk of aan het loket). Help het bredere beeld van een situatie zichtbaar te maken, zonder problematiek te versimpelen of te versnipperen.
Eenzijdige leefwerelden gaan gepaard met ongelijke kansen en staan sociale samenhang en begrip tussen mensen in de weg
Ongelijkheid wordt soms ervaren als individueel falen. Pas op met het ‘je bent je eigen succes’-verhaal. Vermijd overheidscommunicatie die groepen onnodig tegenover elkaar zet (‘wij’ versus ‘zij’). Laat met communicatie zien dat de overheid mensen ziet, waardeert en erkent en maak dit waar.