Een taalniveau geeft aan hoe vaardig iemand is in een vreemde taal. Er zijn er zes: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Niveau A1 is het laagste niveau en C2 het hoogste. Deze taalniveaus gelden voor heel Europa.
Taalniveau B1
De taal in teksten van overheden is vaak te moeilijk voor veel mensen. Daardoor zijn die teksten alleen goed te begrijpen voor mensen met het hoogste taalniveau. Iedereen leest liever teksten met makkelijke woorden en zinnen, ook mensen die het hoogste taalniveau aankunnen. Taalniveau B1 geldt al jaren als richtlijn voor overheidsteksten.
Als je je richt op mensen die het Nederlands op B1-niveau beheersen, bereik je een groot publiek. Voor ongeveer 80% van de volwassen lezers is je taal dan niet te moeilijk. Dat betekent wel dat je tekst dan nog steeds te moeilijk is voor mensen die moeite hebben met lezen. Daarom is het belangrijk ook naast het taalniveau ook te blijven letten op andere taalaspecten. De linkjes hieronder bieden hiervoor kaders en houvast.
Hulpmiddelen gebruiken
Er zijn handige tools die je kunnen vertellen of de taal in je tekst te moeilijk is. Voor alle AI-tools geldt: check of je ze wel mag gebruiken. En beoordeel zelf ook goed wat de tool aangeeft.